
Een jaar of twintig geleden raakte ik verzeild in een nonnenklooster in de Himalaya. Niet omdat ik had besloten een boeddhistische non te worden, maar omdat een vriendin daar veldwerk deed voor haar studie Culturele Antropologie.
Maar daar kom je niet zomaar. Je moet er wel wat voor over hebben.
Allereerst een vliegreis van 24 uur in een gammel afdankertje van Biman Bangladesh.
Gelukkig leed ik toen nog aan jeugdige overmoed; de scheuren in de bekleding van de vliegtuigstoeltjes en de onheilspellende motorgeluiden zag ik toen blijkbaar als 'couleur locale' in plaats van als levensgevaarlijk.
Op het vliegveld in Delhi keken de betulbande mannen naar mij of ik een doodzonde beging; zo'n jong meisje alleen op pad, schande.
Katmandhu was een sprookje uit duizend-en-één nacht. Aldaar opgevangen door mijn vriendin en haar assistente, werd ik in de volgende dagen door de steegjes van die betoverend bizarre stad geleid, langs kraampjes met heerlijk geurende specerijen, felgekleurde poedertjes, sari's, klankschalen en katha's.
Ik zag een slangenbezweerder met twee cobra's in mandjes. Ik zag de grootste hoeveelheid tempeltjes die ik ooit in een stadshart heb gezien, ik zag apen sigaretten stelen, ik beklom de trappen naar het beeldschone Swayambhunath en nam een tuk-tuk naar Bodnath.
Heilige grond. Mana. Serene kracht van de collectieve focus op de Ene; Boeddha in al zijn verschijningsvormen.
Om vervolgens weer ruw tot de dagelijkse werkelijkheid teruggebracht te worden door Mahakala's revenge: buikloop die pas na zes immodiumpillen een beetje tot staan werd gebracht. Maar toen zat ik al in de bus te hobbelen naar Hile, een dorpje onderaan de Everest (Chomolungma -Moedergodin in 't Tibetaans)
Daar zou Dawa, de assistente van mijn vriendin, trouwen met Dorje. Ik voelde me zo bevoorrecht een Tibetaans Boeddhistische Bruiloft mee te maken, dat ik ondanks alle misselijkheden, alles heb opgegeten wat me aangeboden werd en 's avonds met de Tibetaanse Grootmoeders gedanst heb. Wat een feest!
Na nog veel meer gehobbel in bussen, waarbij de meeste reizigers haastig een schietgebedje deden voor ze instapten, arriveerden we in Barabise. Een klein dorpje van waaruit we te voet verder zouden gaan. Zittend bij de vuurplaats van een plaatselijk hotelletje, wisselden we liedjes uit met de eigenaresse, die ondertussen de Dhal Bhat bereidde (hete linzen). De volgende morgen begon de klim; twee dagen traplopen door de bergen van Noord Nepal. Groene rijstterassen, rhodondendrons, manimuren, stupa's; een beeldschoon landschap!
Elkaar bang maken met verhalen over yeti's, sneeuwluipaarden, en ronddolende geesten van mensen die van de berg gevallen waren.
En dan eindelijk, na twee dagen, Bigu Gompa. Het klooster. We kwamen in het donker aan, en ik heb de sterrenhemel nog nooit zo dichtbij gezien!
De volgende morgen drong de sereniteit van de plek tot me door. Het is er zo hoog, dat de lucht bijna ijl is, en die sfeer wordt versterkt door de eenvoud en de kracht van de Boeddha. Het was er koud, er was geen wc, we aten soep en rijstepap en werden om 4 uur 's ochtends wakker getoeterd door de schelp van de tempel. Alles is simpel, alles is helder.
En het is in niets wat wij westerlingen op zo'n geloof plakken. Allereerst is het geen geloof, maar een leefwijze. En dat maakt tegelijkertijd alle verschil. Wijsheid en mededogen, daar gaat het om. En dat betekent dus, dat de mensen daar, hoe arm ze 't ook hebben, aardig zijn.
Geen grootste filosofieën, maar gewoon mededogend leven.
Soms zat ik daar op een muurtje, uitstarend over de nevelige stilte van het dal en de hoge jongens een stukje verderop, en dacht helemaal niets meer. Ik was de stilte geworden. Ik was vrede geworden.
Tot je weer afdaalt, je enkel verstuikt, mensen met hun buffels in de rij ziet staan voor een bloederig Durgha-ritueel, een saddhu - heilige man- het heeft over Roet Goellit (voor de centen) en blijkt dat boeddhisten ook stiekum vlees eten en de zaak oplichten.
Toen ik in het vliegtuig terug zat, toonde de Everest haar stralend witte top nog boven het wolkendek ten afscheid.
En nu ben ik hier, en houdt me volop bezig met energiewerk. Door dat te doen, gaan je kanalen open. Je intuïtie wordt een betrouwbaar kompas, en je zesde zintuig soms even helder als 3D zien, horen, voelen.
Dat is fijn, want dat zijn kwaliteiten die mensen gewoon hebben. Alleen: dat is niet het einddoel.
Hoe prachtig de onaardse kleuren, hemelse landschappen, elfenrijken en etherische tempels ook zijn, ze zijn slechts middelen om ons verder te brengen op ons pad naar verlichting.
Rishi's noemen de hindoes het. Toverachtige verschijnselen. Geniet ervan. Gebruik ze om verder te komen.
Maar vergeet niet dat het gaat om vrij, liefdevol, wijs en vol compassie in het leven te staan. Net zoals de boeddhistische mensen die ik heb ontmoet in Nepal. Wees gewoon vriendelijk en denk mee met je medemens. Geen fratsen, walk your talk.
Een kristallijn netwerk dat het universum energetisch tot een Eenheid smeedt; ja, maar dan ook gewoon aardig zijn tegen je buurvrouw.